Wat is de juiste zitpositie om te rijden?

Een goede zitpositie tijdens het rijden is van essentieel belang voor het comfort, om niet te snel moe te worden en om je auto goed onder controle te kunnen houden. Dit zijn enkele tips om de goede positie te vinden achter het stuur.

Een goede zitpositie achter het stuur is niet enkel een kwestie van veiligheid. Het maakt de autorit ook comfortabeler. Goed achter het stuur zitten geeft een beter zicht, maakt het gemakkelijker om je armen en benen te bewegen en vermindert de belasting op je spieren, wat je minder moe maakt tijdens een lange rit. Bovendien verminder je zo het risico op zware verwondingen bij een ongeval.

Zetel en stuur

Er zijn verschillende instelmogelijkheden voor je zetel en het stuur, soms afhankelijk van de auto. Je kan de rugleuning kantelen, de zetel verschuiven, verhogen en verlagen, de hoofdsteun van de zetel verhogen en verlagen en de hoogte van het stuur instellen.

Sommige wagens bieden zelfs de mogelijkheid om de diepte van het stuur aan te passen, de lengte van het zitvlak van de zetel, de lendensteun of de zijdelingse steun. Ga gerust eens op het gemak in jouw auto zitten om te ontdekken wat de mogelijkheden zijn en hoe je ze kan instellen. De volgende punten moeten in acht worden genomen:

• Je benen mogen (net) niet gestrekt zijn bij het volledig induwen van het koppelingspedaal, of bij een automaat, bij het rusten op het vlak links van het rempedaal. Gestrekte benen zorgen voor een veel hoger risico op blessures bij een ongeval.
• Het stuurwiel mag het zicht op de snelheidsmeter niet belemmeren.
• Je lichaam mag niet meebewegen als je op de pedalen duwt.
• Je benen mogen het stuurwiel of een hand onderaan het stuur niet raken.
• Je armen mogen niet gestrekt zijn bij de correcte handpositie van kwart na negen of tien na tien op het stuur. Een tip om een goede afstand van het stuur te bepalen: je polsen moeten de bovenkant van het stuur kunnen raken met je rug tegen de zetel en je armen in een rechte lijn van schouder tot pols.
• Je vingers moeten gemakkelijk aan de hendels kunnen voor de ruitenwissers, knipperlichten en grootlichten.
• Rij niet met één hand aan het stuur, met je handen aan de boven- of onderkant van het stuur of aan de binnenkant van de cirkel.
• Zet niet te veel spanning op je vingers en je polsen tijdens het rijden.

• De bovenkant van je rug moet tegen de zetel gedrukt zijn.
• De hoofdsteun moet op dezelfde hoogte zitten als de bovenkant van je hoofd. Zo behoud je een goed overzicht en voorkom je een whiplash bij een kop-staartbotsing.
• Zit niet te laag of te ver naar achter, zo is het moeilijker om het stuur en de pedalen te bedienen. Ook een te dichte zitpositie beperkt de bewegingsvrijheid.
• Als je een armleuning gebruikt, mag je elleboog niet worden beperkt en moeten je handen hun correcte positie aan het stuur behouden.

De spiegels

De binnenspiegel moet een zo volledig mogelijk beeld van de achterruit geven. Het is dus niet de bedoeling dat je ermee naar je achterpassagiers kijkt. Je blik moet op de weg blijven. De buitenspiegels of zijspiegels moeten zo worden afgesteld dat de dode hoek zo klein mogelijk wordt, terwijl je steeds een stuk van de auto in het beeld moet hebben als referentiepunt. De nadruk moet liggen op een ver zicht, kantel de spiegel dus niet te ver naar beneden.

Bij het manoeuvreren kan je natuurlijk wel even de spiegel naar beneden richten, sommige wagens doen dit automatisch om stoepranden en obstakels in het zicht te brengen. En tegenwoordig zijn er zelfs wagens met cameraspiegels, die zo goed als automatisch een correct beeld geven.

De veiligheidsgordels

De veiligheidsgordel moet je steeds correct aanhebben tijdens het rijden. Je kan hem bij de meeste wagens ook instellen qua hoogte (aan de bovenkant bij de deur) om nekklachten te voorkomen. De gordel moet over de schouder (sleutelbeen) komen, langs de romp (borstbeen) en naar de heup gaan. Hij mag nergens gedraaid zitten.

Je kan hem met een scherpe ruk goed positioneren, waarmee vooral de heupen worden ondersteund bij het over de kop slaan. Het is ook mogelijk om de positie van de gesp aan te passen om het grijpen gemakkelijker te maken bij het instappen. Als je met een stropdas of sjaal rijdt, kan je die over de riem leggen. Kinderen moeten uiteraard worden vastgemaakt in uitrusting die is aangepast aan hun leeftijd en lichaamsbouw.

Bewegingsvrijheid

Het is belangrijk dat je de pedalen en het stuur steeds in alle vrijheid kan bedienen. Vermijd dus om te rijden met omvangrijde of beklemmende kledij (dikke jas of sjaal, te strakke broek, ...). Hetzelfde geldt natuurlijk voor alles dat het zicht beperkt (bivakmuts, grote hoed). Met een sluier of religieuze tulband moet je steeds een goed zicht rondom hebben.

Ook gladde handschoenen of vettige handen vermijd je best achter het stuur, zodat het stuur niet uit je hand glipt. Teenslippers, sokken of hoge hakken zijn ook niet gemakkelijk om de pedalen te bedienen. Modder of sneeuw verwijder je best van je schoenzolen voor je vertrekt, of elk ander materiaal dat je van de pedalen zou kunnen doen glijden. Een extra paar schoenen aan boord, bij voorkeur platte, kan dus van pas komen.

Andere gevaren

Vermijd ook voorwerpen die in de weg kunnen zitten voor je zitpositie of op de middenconsole. Controleer ook of er geen voorwerpen het zicht belemmeren of een projectiel zouden kunnen worden bij een botsing. Hetzelfde geldt voor huisdieren, die kan je in een bench stoppen of een aangepaste veiligheidsgordel aandoen.

In de winter moeten de ruiten ijsvrij en het dak sneeuwvrij worden gemaakt voor vertrek. Tenslotte mogen passagiers voorin hun benen niet op het dashboard leggen, aangezien daar de airbag zit, die bij een botsing de knieën kan laten kennismaken met hun gebit en brandwonden kan geven. Ook de benen uit het raam hangen is vanzelfsprekend geen goed idee. 

Met deze tips in het achterhoofd kan je veilig op weg!