Als we u vragen bij welke constructeur de benaming ‘ti’ hoort, zullen velen waarschijnlijk Alfa Romeo antwoorden. Dat klopt natuurlijk, maar ook BMW maakt er al sinds het begin de jaren 60 gebruik van, toen voor de snelste versie van zijn 1800, die met brio de kleuren van het merk verdedigde in de competitie. Later deed de ti-badge de concurrentie beven toen ze achteraan op de strafste uitvoeringen van de 1600 en de 2002 was gekleefd – die ti-versies hebben trouwens sterk bijgedragen tot het sportieve palmares van BMW en wonderen verricht voor het merkimago.
In de jaren negentig had München het uitstekende idee om die twee letters opnieuw op te vissen, ditmaal voor de 3-Reeks Compact. In eerste instantie kwam er de 318ti Compact, die werd aangedreven door een viercilinder-zestienklepper van 1.895 cc van 140 pk. Het was wachten tot 1997 voor deze befaamde badge gebruikt werd voor een nobeler versie met zes cilinders, in casu deze 323ti Compact.
>>> Het volledige artikel van Stany Meurerover de BMW 323 ti Compact verscheen in AutoGids 1080
Nieuw publiek
Met de lancering van de 3-Reeks Compact in april 1994 had BMW zijn klantenbestand willen uitbreiden. De verovering van nieuwe klanten zou namelijk de productievolumes gevoelig de hoogte kunnen injagen. De Duitsers kozen ervoor de kosten in het begin te beperken omdat een commercieel succes niet gegarandeerd was. Het 3-Reeks Compact-gamma het initieel zonder zescilindermotoren stellen. Zo was het drie jaar wachten vooraleer de op dat moment jongste versie van BMW’s zespitter, bekend onder de codenaam M52, in dit koetswerk terechtkwam. Met deze gespierde uitvoering was er natuurlijk geen sprake van om op grote volumes te mikken, hij diende veeleer om het blazoen op te poetsen van de 3 Compact, een model dat wel goed verkocht, maar het imago van BMW enigszins aantastte.
Net als de klassieke 323i van toen loog de 323ti Compact over de cilinderinhoud van zijn motor. Die bedroeg namelijk 2,5 liter, en geen 2,3 liter zoals zijn naam deed vermoeden. Een knipoog naar de onvergetelijke 323i uit 1974? Wie weet… In ieder geval was de 323ti Compact bij zijn lancering de enige uit zijn categorie die prat kon gaan op een zescilinder-in-lijn, een perfect uitgebalanceerde motorarchitectuur die de trillingen tot haast nul herleidt. Terwijl BMW wel wat bespaard had op het onderstel, was de motor van de 323ti Compact verfijnder dan ooit.
Met zijn cilinderkop voorzien van vier kleppen per cilinder en het Vanos-systeem dat een variabele timing van de inlaatkleppen mogelijk maakte, leverde deze edele krachtbron een vermogen van 170 pk bij 5.500 o/m en een comfortabel koppel van 245 Nm vanaf 3.950 o/m. Cijfers die erg vergelijkbaar waren met die van de toenmalige VW Golf VR6, die respectievelijk 174 pk bij 5.800 o/m en 235 Nm bij een hogere 4.200 o/m naar voren schoof. Vanaf maart 1998 verving de M52TU geleidelijk aan de M52 in heel het BMW-gamma, en dus ook in de 323ti Compact. Die grondig herziene motor kreeg met name het dubbele Vanos-systeem, waarbij de timing niet enkel alleen aan inlaatzijde, maar ook aan uitlaatzijde continu variabel was, naast nog andere wijzigingen. Voor het vermogen maakte dat niks uit, maar de 235 Nm was nu wel 450 o/m vroeger beschikbaar.
Recyclage
Hoewel hij als codenaam ‘E36/5’ droeg, was de 3-Reeks Compact geen volwaardig lid van de E36-familie. Hij stond namelijk op een gemengd platform, dat de voortrein van de ‘E36’ combineerde met de achteras van een ‘E30’, de 3-Reeks van de generatie voordien dus. Net als de Z3 van dat moment moest hij het dus stellen zonder de meerarmige achteras die was geïntroduceerd door de Z1 en werd overgenomen door de berlines, coupés en breaks van de ‘E36’-generatie. In de plaats daarvan gebruikte hij een oplossing die BMW tot dan na aan het hart lag, namelijk schuine driehoeken gecombineerd met schroefveren. Een geheel dat veel minder geavanceerd en efficiënt was dan een meerarmige as, maar dat toch enige moderne verfijning genoot in de vorm van een systeem dat duik- en steigereffecten tegenging.
Om een en ander in toom te houden onder zware belasting stapte BMW af van het sperdifferentieel en koos het voor een elektronisch antispinsysteem (ASC+T). Hoewel de meest sportieve en veeleisende bestuurders niet te spreken waren over die technische keuze, om niet te zeggen die ‘bocht’ (bewuste woordspeling), voldeed dat ASC+T voor de meesten wel. Nog een verbetering ten opzichte van de meer bezadigde versies was dat de 323ti Compact standaard recht had op een met 15 millimeter verlaagde M-Technic-sportophanging en grotere wielen van 16 duim. Zoals dat toen bij BMW de gewoonte was, werd de aanwezigheid van een zescilinder onder de motorkap verraden door een dubbele uitlaat. Misschien een detail, maar wel veelzeggend.
In het interieur was er natuurlijk nog geen sprake van schermen allerhande. Van uitspattingen echter evenmin. Om de kosten binnen de perken te houden was ook het dashboard een mix van elementen uit de twee generaties 3-Reeks, de ‘E30’ en de ‘E36’. Schokkender was het massale gebruik van harde en grove kunststoffen, een materiaal dat ook toen al werd gezien als afbreuk doend aan de kwaliteitsindruk. Zoals in elke zichzelf respecterende BMW was de rijhouding wel goed, ondanks de afwezigheid van een verstelbare stuurkolom. De ergonomie kreeg dezelfde beoordeling en je zat goed geïnstalleerd, wat voor een deel de trieste en weinig chique look deed vergeten.
Delicaat als het uitglijdt
En hoe reed dat? Toenmalig testredacteur Peter Gemoets schreef in AG472 van 13 november 1997: “Voor een onverhoeds uitbrekende achterzijde, een fenomeen waarmee de 318ti op vochtige ondergrond al vlug wordt geconfronteerd, hoeft men niet langer beducht te zijn. De elektronica waakt en grijpt in bij het minste teken van onraad, zonder dat de rij-efficiëntie daardoor in het gedrang komt.” Dat klinkt bijna alsof de 323ti buitensporig gemuilkorfd werd om amusant te blijven.
Want terwijl er niets aan te merken valt op de trekkracht op droog wegdek, heeft het rudimentaire antislipsysteem op een vettige ondergrond en/of een slecht wegdek moeite om het motorpotentieel fatsoenlijk over te brengen.
Bovendien geeft de gedateerde (zeg maar gerust voorbijgestreefde) achtertrein de 323ti Compact wel een speels weggedrag in goede omstandigheden, maar botst hij al snel op zijn limieten bij een wat meer veeleisende rijstijl, een gebrek dat nog versterkt wordt door de koetswerkbewegingen die niet altijd goed onder controle worden gehouden.
Jammer, want met een modernere achtertrein had de 323ti Compact door zijn ideale gewichtsverdeling (50/50 procent over voor- en achteras) een schitterende auto kunnen zijn. En als we dan toch bezig zijn, graag ook een snediger stuur en kortere eindoverbrenging…
Van 5 tot 10.000 euro
In 1997 kostte een 323ti Compact 1.070.000 Belgische frank (omgerekend zo’n 26.500 euro). Dat was 180.000 frank (ongeveer 4.500 euro) meer dan een 318ti Compact, die echter veel minder verleidelijk was. Zo lezen we in het besluit van de wegtest van destijds: “Deze 3-Reeks Compact met zescilinder van 2,5 liter is een fantastische auto voor de individualist die in hoge mate belang hecht aan rijplezier.”
Vandaag de dag hoeft een 323ti Compact niet zoveel te kosten, zeker niet als je in Duitsland gaat kijken. Reken op 5.000 tot 8.000 euro, maar vaak wel met veel kilometers op de teller. Een mooi, origineel exemplaar met weinig kilometers kan in de buurt van de 10.000 euro komen, wat nog altijd redelijk gezien de charme van de zes-in-lijn en het zeldzame karakter van het model…
BLIJF OP DE HOOGTE VAN HET LAATSTE AUTONIEUWS!
Nieuwe modellen, tests, advies, exclusieve evenementen! Het is gratis!