Eerste test / Audi Q7: nieuwer dan hij lijkt

Het concept

Het concept is niet nieuw. Audi kwam met zijn voorganger al zo'n 10 jaar geleden (Frankfurt 2005) voor de dag en ondertussen zijn er meer dan een half miljoen exemplaren van over de toonbank gegaan. Audi's (voorlopig?) grootste SUV moet nog altijd plaats kunnen bieden aan zeven personen (er is ook een vijfzitsversie) en aan dezelfde verwachtingen voldoen. Dat wil zeggen dat hij een grote en zware SUV blijft, al was het maar omdat hij onder zijn huidige klanten veel mensen telt die aanhangers voor paarden of boten hebben, en die hij bekoort vanwege zijn sleepvermogen. Ondertussen is de markt echter geëvolueerd (en uitgebreid) en werd het hoog tijd voor een grondige herwerking.

Wat is nieuw?

Zowat alles. De looks zijn (op het eerste gezicht) nog het minst veranderd, hoewel je wel een veel strakker lijnenspel opmerkt als je aandachtiger toekijkt. Het onderstel is het zogenaamde MLB-platform, wat staat voor Modularer Langsbaukasten, het gemeenschappelijke platform dat de motor voorin overlangs heeft en op dit ogenblik hoofdzakelijk door Audi en Porsche wordt gebruikt. De auto werd niet groter, maar de interieurruimte is erop vooruitgegaan, net als de moduleerbaarheid. Spectaculair is de gewichtsvermindering, die tot zomaar eventjes 325 kilogram kan bedragen, onder meer dankzij een intelligente mengeling van aluminium en staal.

Hoe rijdt hij?

Het verlies aan gewicht is duidelijk voelbaar: dit is geen logge mastodont meer waarvan de vering ongemeen hard is om hem inzake wegligging toch nog goede manieren te geven. Daarenboven kun je (als optie) vierwielsturing bestellen en luchtvering is nu ook van de partij, wat uiteraard in sterke mate de levendigheid, wendbaarheid én het comfort ten goede komt. Initieel wordt de nieuwe Q7 geleverd met een benzinemotor, een 3-liter-V6 met compressor van 333 pk, en met een even grote V6-turbodiesel, in twee verschillende vermogensversies (272 of 218 pk). Later zullen ongetwijfeld nog andere motoren komen, maar voorlopig de interessantste zijn de twee e-Tron-modellen, die in het najaar volgen: twee plug-inhybrides, met ofwel een 2.0-benzine- of 3.0-dieselkrachtbron.

Hoeveel kost hij?

De voorlopig minst dure Q7 is de 3.0 TDI van 272 pk (59.900 euro) - de 218 pk-versie (211 pk voor Brussel en Wallonië) komt wat later. De 3.0 TFSI van 333 pk moet 62.570 euro gaan kosten. Beide modellen zijn standaard voorzien van vierwielaandrijving en een achttrapsautomaat. Met verschillende uitrustingspacks kun je de prijs uiteraard snel opdrijven. Interessante opties zijn het isolerende glas (1.180 euro), de pneumatische ophanging (2.450 euro) en de meesturende achterwielen (1.373 euro). De Q7 kan ook erg luxueus uitgerust worden (de afwerking is sowieso al onberispelijk), met heel wat verbeterde of nieuwe rijhulpsystemen, zoals een fileassistent die de auto deels zelfrijdend maakt. De nieuwe Multi Media Interface is het neusje van de zalm.

De concurrentie

De twee voornaamste Duitse concurrenten - BMW X5 en Mercedes GLE (de huidige ML) - liggen voor de hand, maar er is natuurlijk ook de (verwante) Porsche Cayenne en daarnaast de Range Rover (Sport), de Volvo XC90 of de Japanners Infiniti QX70 en Lexus RX. Uit eigen huis is er nog de (eveneens verwante) VW Touareg. En de Koreanen van Hyundai proberen met de nieuwe, grotere Santa Fe ook een graantje mee te pikken onderin in dit segment

Ons verdict

Qua rijplezier en vooral qua comfort heeft de Q7 een flinke stap vooruitgezet. Hij rijdt een stuk aangenamer, is zuiniger, comfortabeler en biedt (wat) meer plaats binnenin. Toch blijft dit een grote en zware auto (hij moet natuurlijk ook die zware aanhangers de baas blijven) en naar 'goede' Audi-gewoonte kun je deze nieuweling moeilijk een weggevertje noemen. Maar het is wel duidelijk dat de nu wat verouderde eerste generatie compleet tot het verleden behoort.