Eerste test / Cadillac ATS-V : Pretmachine

Ook interessant: eerste test van de Cadillac CTS-V

Aangezien ook de Amerikanen het laatste decennium flink aan downsizing doen, achtte Cadillac het raadzaam om een model te kunnen aanbieden onder de CTS. Vergelijk je met een Europese concurrent, dan kun je die CTS op het niveau van een BMW 5-Reeks situeren, terwijl de ATS dan weer een concurrent is voor de BMW 3. Cadillac heeft daarbij niet de fout van de BLS – in feite een herdoopte Saab 9-3 – herhaald: de ATS is gewoon een compactere versie van de CTS en deelt er ook de technische lay-out mee. Zijn motoren zitten dus overlangs voorin en drijven de achterwielen aan.

In basislivrei doet de ATS een beroep op een 2 liter grote turboviercilinder, maar een échte Cadillac wordt hij pas met de moderne, uitstekende 3.6-V6 in het vooronder, die in atmosferische versie al zo’n 300 pk weet te leveren, maar bij ons niet verkrijgbaar is. Door deze motor te voorzien van drukvoeding krijg je een heel potente krachtbron: met 346 kW/470 pk en 603 Nm koppel is de ATS-V weliswaar minder extreem dan grote broer CTS-V, maar zeker geen doetje. En aangezien hij zowel in berline- als coupévorm te krijgen wordt, neemt hij rechtstreeks de BMW M3 en M4 in het vizier.

Om de verentooi op het verwachte niveau te brengen, werden aan de karakteristieke, scherpe koetswerklijnen enkele sportieve elementen toegevoegd, die je nog kunt accentueren indien je voor het Sportpack of het Performance Circuit Pack opteert. Ook binnenin is de aankleding aan de sportieve roeping aangepast, met in de Premium-versie uitstekend zittende Recaro-stoelen. Berline en coupé hebben dezelfde buitenafmetingen en zijn net geen 4,70 meter lang en anderhalve meter hoog, op een wielbasis van 2,75 meter. De sedan is een vijfzitter, de coupé houdt het bij vier zitplaatsen. Met een inhoud van amper 295 liter is de kofferruimte zeker geen hoogvlieger, maar gelukkig kun je de achterbank – of in de Coupé de stoelen– neerklappen om dat volume uit te breiden.