Eerste test / Hyundai Tucson: ambitieuzer dan ooit

Met zijn bedachtzame, zachte stem vertrouwde Peter Schreyer, designgoeroe bij de Koreaanse autobouwer, ons toe: “Er zijn nog twee soorten auto’s die op dit ogenblik aan publiek winnen: de vierdeurscoupé en de SUV”. Van die laatste soort hebben ze bij Hyundai een nieuw paradepaardje in het C-segment, en dat is de Tucson. Niet dat dit voor de Koreanen geheel nieuw is: met de oorspronkelijke Tucson (op de markt gekomen in 2004) brak het Koreaanse merk eigenlijk echt door in West-Europa, en ook in ons land is de middenklasse-SUV haast elk jaar de bestseller, goed voor 25 procent van de verkoop van het merk.

De nieuweling is niet zoveel groter dan de ix35, maar hij oogt wel een pak stoerder dan die voorganger. In werkelijkheid groeide hij 6,5 centimeter in de lengte en 3 in de breedte, terwijl ook de wielbasis met 3 centimeter groeide. Tegelijkertijd werd hij ook 1 centimeter lager, zodat hij in zijaanzicht zeker gestrekter oogt dan zijn rondere voorganger. Maar dat is het niet alleen – we laten Schreyer nog even aan het woord: “Het gezicht van alle Hyundai-modellen is de neus, met het opvallende, trapeziumvormige of zeshoekige rooster. Dat leent zich opmerkelijk goed om bij een SUV een look te creëren die indruk maakt. We schoven ook nog eens het interieur (en dus de A-stijl) een tikkeltje achteruit en opteerden hier niet voor een afl opende motorkap, maar eerder voor een rechter, hoekiger exemplaar, zodat de Tucson nu optisch een veel imposantere neus heeft, terwijl ook de achterpartij minder ‘soft’ is.”