Met 'De redactie ongefilterd' willen we de kans geven aan onze redacteurs om zich volledig vrij uit te drukken over enkele actuele onderwerpen. Geen beperkingen, geen politieke correctheid, enkel hun persoonlijke opinie vanuit hun geprivilegeerde positie als waarnemer van de autosector. Deze week vroegen we hen of er te veel automerken op de markt waren.
Ach, enkele jaren geleden treurden we nog om het verdwijnen van verschillende legendarische automerken. Zoals Saab en Lancia, om alvast de twee pijnlijkste gevallen te noemen. Het aanbod in Europa leek alsmaar schraler te worden, zelfs Chevrolet en Daihatsu verdwenen. Weg uit de Belgische showrooms zijn ook Cadillac, Chrysler, Infiniti en zelfs… Lada. En ook de Mitsubishi-stock is hier ondertussen allicht wel zo goed als helemaal en dus ook definitief opgeruimd. Terwijl in de VS legendarische namen als Pontiac en Mercury naar de geschiedenisboeken werden verwezen. En tegelijk duiken er toch ook regelmatig nieuwe spelers en dus nieuwe namen op, wat alles of toch heel veel met de elektrische revolutie heeft te maken. Tesla gaf het voorbeeld en er zijn in onze streken ondertussen ook al wat voorzichtige pogingen om Chinese auto’s aan de Belgische man of vrouw te brengen.
Maar daarnaast is de komst van nieuwe merken toch vaak ook en zelfs vooral een marketingverhaal. DS, Cupra, Polestar, Lynk & Co en nu ook weer Ioniq, het zijn niet meer (en ook niet minder) dan pogingen van de grote en bekende ‘huizen’ (Stellantis, Volkswagen, Volvo, Hyundai…) om met een premium- of een sportieve saus klanten te lokken die anders misschien elders zouden gaan shoppen. Of er op een bij ons nu toch wel duidelijk krimpende markt voldoende plaats is (of zal blijven) voor iedereen, valt nog af te wachten.
Maar een groter aanbod en dus extra concurrentie, daar heeft de klant ondertussen doorgaans alleen maar bij te winnen. Zelfs al vindt hij in alsmaar meer showrooms, op het design en de vormen van het digitale dashboard na, dezelfde auto’s terug. Het Stellantis- en Volkswagen-aanbod is op het eerste gezicht bijzonder indrukwekkend, maar onderhuids verschilt een Opel natuurlijk nauwelijks nog van een Peugeot en is een Seat Leon al een tijdje niet veel meer dan een Golf met wat Spaanse saus erover.
Er zijn in het verleden veel (te veel?) automerken geweest, zelfs binnen hetzelfde grondgebied. Aan het begin van de 20e eeuw waren er bijvoorbeeld bijna 300 automerken in de Verenigde Staten. Gelukkig is dat niet langer het geval, ook niet in onze blauwe katern. Daar tellen we er vandaag nog 55. Te veel keuze maakt het immers veelal ingewikkelder.
Sinds het begin van de geschiedenis van de automobiel zijn er altijd merken verschenen en verdwenen, soms door fusies. Ik kan gemakkelijk Austin Healey, Daf, Panhard, Simca, Saab of Triumph noemen. Anderen gaan door, maar ver van huis, zoals Daihatsu. Niets lijkt in steen te zijn gebeiteld. Vooral omdat de elektrische auto nieuwe ondernemers aantrekt. Een Tesla-effect, zonder twijfel. En al deze merken, vaak Chinese, lanceren zichzelf op de Europese markt.
Maar meer nog dan het aantal "fabrikanten", valt het aantal modellen op. Sommige zijn eenvoudige variaties, grenzend aan rebadging! Marketing wil zich richten op een maximaal aantal bestuurdersprofielen. Deze tendens lijkt echter af te nemen. Zelfs als sommige fabrikanten momenteel hun verbrandingsgamma verkleinen... om plaats te maken voor elektrische modellen!
Dat er zoveel automerken zijn, is op zich natuurlijk goed omdat de koper zo een ruime keuze heeft. Ik heb het niet nageteld, maar ik kan me voorstellen dat er in de glorietijd van de automobiel minstens evenveel merken waren.
Alleen was toen de variatie ook veel groter, en hadden de verschillende constructeurs toen ook een duidelijk verschillende identiteit. Vandaag de dag is het vaak één pot nat. Originele modellen worden dikwijls vroegtijdig afgevoerd omdat ze niet genoeg opbrengen. Denk aan de Peugeot 1007 met zijn gedurfde schuifdeuren, de Audi A2, of de eerste Mercedes A-Klasses. Niet dat ik zelf zo’n fan van was van die modellen, maar ze hadden wel hun publiek en ik vond dat ze daarom bestaansrecht hadden. Oké, de beslissing om het model te vervangen door een Audi A3- of BMW 1-Reeks-rivaal heeft Mercedes zeker geen windeieren gelegd, maar ik vind het toch een beetje met de stroom meegaan.
En wat dan te denken van een merk als Abarth, dat maar blijft teren op sportieve versies van de ondertussen stokoude Fiat 500? Bij Cupra zijn ze er dan tenminste toch al in geslaagd een geheel eigen model aan het gamma toe te voegen – ook al hebben de instapversies dan wel een hoog Seat-gehalte. Maar of er echt te veel merken zijn? De toekomst zal het uitwijzen, zeker nu er een heleboel voor ons Westerlingen ‘nieuwe’ merken op ons afkomen vanuit het oosten…
Nee, er zijn nog niet te veel automerken op de markt (hoewel dit waarschijnlijk zal veranderen met de komst van meer en meer Chinese merken). Integendeel, er waren er nog veel meer tientallen jaren geleden, het sorteren is al gedaan.
De automarkt (of althans de klant) heeft behoefte aan diversiteit, ook al neigt dit begrip te verdwijnen ten gevolge van grote strategische fusies. Het moet gezegd worden dat een groot deel van de auto's "generiek" aan het worden is, met andere woorden: ze zijn allemaal hetzelfde, technisch en praktisch.
Gelukkig proberen de designbureaus nog steeds het verschil te maken op het vlak van presentatie, waardoor men terecht de voorkeur kan geven aan een Seat Ibiza boven een VW Polo, of aan een nieuwe Opel Astra boven de nieuwe Peugeot 308.
Ik vrees echter dat de technische standaardisering binnen segmenten, maar ook de standaardisering van de smaak van de consument (iedereen wil hetzelfde), alsmede het opgeven van bepaalde autotypes (cabrio, coupé, berline) nadelig zullen zijn voor bepaalde merken.
Overdaad schaadt. De vermenigvuldiging van merken is op zichzelf echter geen fout... zolang zij niet gepaard gaat met een al te duidelijke standaardisering van vorm en persoonlijkheid. Een evenwicht dat echter moeilijk te vinden lijkt.
Laten we het voorbeeld van de Volkswagen-groep nemen. Een VW Touareg, een Audi Q7, een Bentley Bentayga, een Porsche Cayenne en een Lamborghini Urus zijn duidelijk gericht op verschillende doelgroepen en in de overgrote meerderheid van de gevallen maakt de klant een specifieke keuze voor een welbepaalde variatie op het technische thema.
Dit is een succesvolle gestandaardiseerde vermenigvuldiging. Ik vind dat minder het geval tussen een VW Polo, een Seat Ibiza en een Skoda Fabia bijvoorbeeld, waarvan het onderscheid - anders dan puur esthetisch - soms zwak of zelfs twijfelachtig is ... vooral wanneer je achter het stuur zit!
Anderzijds opent de komst van de elektrische auto en zijn relatieve eenvoud van ontwerp de deur voor een verveelvoudiging van het aanbod met meer variaties en vrijheid in de vorm. In dit geval geldt: hoe meer keuze, hoe beter, zolang ook de smaken variëren. En dat is waar het probleem ligt.
Wat mij het meest stoort is de "fast-foodisering" van merken. Quick, Burger King, KFC, McDonalds, enz. bieden uiteindelijk bijna allemaal hetzelfde aan zonder dat een van hen een onuitwisbare herinnering nalaat qua smaak... hetzelfde geldt voor de automarkt.
Wat ik leuk vind is om een emotionele en vertrouwensband met een merk op te bouwen, ongeacht het product. Vandaag de dag besef ik, ondanks de wildgroei aan merken, dat mijn keuze steeds kleiner wordt ten overstaan van een auto-aanbod dat steeds meer verwaterd door digitale toevoegingen en andere marketingconserveringsmiddelen die soms de historische fundamenten van een merk, zoals BMW, wegvagen. Maar zolang de verkoop draait...
BLIJF OP DE HOOGTE VAN HET LAATSTE AUTONIEUWS!
Nieuwe modellen, tests, advies, exclusieve evenementen! Het is gratis!