In 1934 lanceerde Citroën de 7A met een 32 pk sterke viercilinder. Die auto onderscheidde zich destijds met zijn zelfdragend koetswerk, onafhankelijke wielophanging, hydraulische remmen en voorwielaandrijving. Dat laatste leverde hem al erg snel de naam 'Traction Avant' op, die hem doorheen de tijd (en gedurende de generaties 11 en 15) is bijgebleven. Zijn andere troef was een voor zijn tijd gewaagd uiterlijk. André Citroën wou er een 'andere' auto van maken om de concurrentie het angstzweet te bezorgen. De laatste modellen, in 1957, hadden tot 77 pk. Er is ook de 22 geweest, waar maar enkele exemplaren van zijn gebouwd, en die een V8 met 100 pk in de neus had.
Zijn onderstelkwaliteiten, vooral dan qua wegligging, en zijn veelzijdigheid maakten van de Traction Avant een model dat erg populair was bij het grote publiek, maar ook bij gangsters (en dan vooral de bende van Pierrot le Fou). Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij al even gegeerd door het Duitse leger, dat hem had opgeëist, en door de Gestapo als door het Verzet. Tijdens zijn 23-jarige carrière werden 759.123 exemplaren gebouwd. Ze liepen van de band in de fabriek van Javel bij Parijs, maar ook in Vorst (Brussel), Keulen (Duitsland) en Slough (Engeland).
BLIJF OP DE HOOGTE VAN HET LAATSTE AUTONIEUWS!
Nieuwe modellen, tests, advies, exclusieve evenementen! Het is gratis!