Doet het volgende geen belletje rinkelen? De eerste dieselmotoren in een personenwagen werden vooral geapprecieerd vanwege hun grotere rijbereik, gezien de nog beperkte beschikbaarheid van tankstations in de jaren 30. Over wie de primeur had – Mercedes of Citroën – bestaat discussie. De Fransen toonden al in 1933 hun 40 pk sterke ‘11UD’-motor in de Rosalie, maar die kwam pas drie jaar later echt op de markt. Op dat moment had Mercedes net zijn ‘OM 138’-motor in de catalogus gezet. De 2,6 liter grote viercilinder ging in 1936 de baan op in de boeg van de ‘W 138’, en ontwikkelde 45 pk bij 3.200 o/m.
Het beloofde grotere rijbereik haalde die Mercedes 260 D uit zijn zuinigere werking, met een gemiddeld verbruik van zo’n 9 l/100 kilometer in de plaats van 13. Dat een liter diesel bovendien minder duur was dan een liter benzine, maakte de auto helemaal voordelig, waardoor hij algauw populair werd bij taxichauffeurs. Rond diezelfde tijd kwam ook Hanomag, een Duitse autobouwer die slechts kort bestaan heeft, met een dieselmotor in zijn Rekord. Van die laatste bestond ook een gestroomlijnde versie, waarmee een van de ingenieurs van Hanomag op een stukje gloednieuwe Autobahn een aardige 165 km/u haalde tijdens een testrit.
BLIJF OP DE HOOGTE VAN HET LAATSTE AUTONIEUWS!
Nieuwe modellen, tests, advies, exclusieve evenementen! Het is gratis!