In 2013 heeft de Commissie een tekst voorgesteld die de uitstootplafonds herziet die aan de verschillende landen van de Unie zijn toegekend. Dit voorstel mondde in juni van dit jaar uit in akkoorden tussen de onderhandelaars van het Europees parlement en de lidstaten. De uitstoot van diverse vervuilende stoffen afkomstig van het transport, de industrie en de landbouw moet nu aan veel lagere maximumwaarden voldoen dan de normen die vastgelegd werden in 1999. De stoffen die worden ingeperkt zijn: zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), vluchtige organische stoffen (VOS), ammoniak en fijne partikels (PM 2,5). De aanwezigheid van die laatste in de atmosfeer zou tegen 2030 moeten zijn teruggedrongen.
Vermindering voor België
Hoewel de ambities zijn verminderd in vergelijking met de oorspronkelijke tekst van de Commissie, vindt het Waalse Agentschap voor Lucht en Klimaat dat ze “toch een mooie inspanning betekenen”. Tegen 2030 moet België zijn SO2-uitstoot verminderen met 66 procent, die van NOx met 59 procent en die van vluchtige organische stoffen met 35 procent. Voor ammoniak moeten we gaan voor een reductie van 13 procent, voor fijne deeltjes is -39 procent de norm.
Wat betekent dat voor de autosector?
De transportsector zal mee inspanningen moeten leveren om deze doelstellingen te halen. Hoewel roetfilters tegenwoordig verplicht zijn, stoot een dieselmotor nog steeds gevoelig meer NOx uit dan een benzinekrachtbron, in ruil voor een iets lagere CO2-emissie. De huidige autofiscaliteit, die vooral op CO2 is gebaseerd, helpt dus niet echt om de uitstoot van de vijf vervuilende gassen te verminderen. Om de nieuwe plafonds van 2030 te kunnen halen, zullen overheden dus wat meer verbeeldingskracht moeten tonen wanneer ze hun fiscale stelsels herwerken. Die zullen vooral een minder vervuilende mobiliteit moeten stimuleren, met meer voordelen voor hybride of elektrische auto’s.
BLIJF OP DE HOOGTE VAN HET LAATSTE AUTONIEUWS!
Nieuwe modellen, tests, advies, exclusieve evenementen! Het is gratis!