1. De steilste straat van Parijs
Louis Renault had niet eens de ambitie om autoconstructeur te worden in 1898. Hij was gewoon gebeten door mechaniek, en had in de tuin van zijn ouders in de Parijse voorstad Boulogne-Billancourt zijn eigen auto samengesteld.
Renault gebruikte daarbij uitsluitend bestaande onderdelen, onder meer een 1,75 pk-motor van De Dion. Maar in plaats van een aandrijving via een ketting, opteerde de jonge twintiger voor een cardanas die een versnellingsbak aan de achterwielen aandreef. Om te tonen wat ‘zijn’ auto kon, reed hij er op kerstavond 1898 de steilste straat van Parijs mee omhoog: de rue Lepic in Montmartre. Slimme marketing, Renault had meteen de waarde van zijn product aangetoond. Hij had op slag 12 bestellingen beet van mensen die ook zo’n auto als Renault wilden. De Voiturette Type A was geboren.
2. De Marne-taxi’s
Louis Renault was zich snel bewust van een belangrijke rem op de groei van zijn autobusiness: er bestond nog geen middenklasse. Auto’s waren elitair, onbekende voorwerpen nog voor het merendeel van de Fransen. Daarom schreef hij met Renault in op een grote aanbesteding voor de Parijse taxi’s in 1905. “Door meer Renaults te zien in het straatbeeld en door er meer gebruik van te maken, zullen de mensen ons merk leren kennen”, zei Renault.
Hij kon toen nog niet vermoeden dat zijn taxi’s beroemd zouden worden als ‘taxi de la Marne’. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog moet de Franse generale staf 6.000 soldaten uit Parijs zo snel mogelijk aan het front aan de Marne krijgen om de Duitse inval een halt toe te roepen. De generale staf vordert 1.200 taxi’s op, die in twee konvooien naar de Marne trekken. De weerslag op de veldslag is veeleer symbolisch, maar de taxikolonne wordt beroemd. Renault doet goede zaken tijdens de oorlog. Door de productie van legervoertuigen en tanks stijgt het personeelsbestand van 4.000 werknemers naar 22.000.
3. Naar Ile Séguin
In 1923 zet Renault de eerste stap naar massaproductie. Henry Ford had op dat moment al meer dan 15 miljoen Ford T’s van zijn productielijn zien lopen, die hij in 1908 opstartte.
Renault blijft weliswaar in Billancourt, maar verhuist naar het Ile Séguin midden in de Seine. Uiteindelijk zal de fabriek meer symbool staan voor het eiland dan omgekeerd. Renault is het Ile Séguin.
De KJ1 uit 1923 is de eerste Renault die op de ketting wordt geassembleerd. De crisis van 1930 loert al om de hoek. Met de Topolino probeert Fiat de auto bereikbaar te maken voor het grote publiek, maar Renault is niet overtuigd: “Wat hebben mensen nodig in een auto: vier zitplaatsen, vier deuren, en vier cilinders zal ook wel volstaan.” Het recept voor de Primaquatre. De auto blijkt te duur. In 1937 komt de Juvaquatre uit, de eerste monocoque-basis waarvoor geen apart ladderchassis meer nodig is. Dat spaart 120 kilogram staal uit, waardoor de auto goedkoper wordt.
In 1992 rolt een laatste Renault 5 Supercinq van de band. Renault sluit de deuren van zijn beroemdste fabriek. In maart 2004 worden de gebouwen gesloopt. Pas vorig jaar werd de grote concertzaal die één deel van de site invult, ingehuldigd. Het Ile Séguin moet een grote cultuurpool worden.
4. Clandestien sleutelen aan 4CV
Louis Renault was dan één van de helden van de Eerste Wereldoorlog, de Tweede Wereldoorlog vergaat hem veel minder goed. Als producent van tanks was Renault natuurlijk meteen een gegeerde fabriek voor de Duitse bezetter, die de fabriek opeiste. Daimler kwam er de scepter zwaaien.
Het is een moeilijke situatie. Renault voorzag wel in werk voor zijn personeel in de oorlogsjaren, maar zijn sympathie voor Hitler en voor generaal Pétain – het staatshoofd van het collaborerende Vichy-Frankrijk, doen zijn reputatie helemaal afglijden. In september 1944 wordt de intussen zwaar zieke Louis Renault opgepakt voor collaboratie, op 24 oktober 1944 overlijdt hij. Zijn fabriek en zijn merk worden genationaliseerd, de geboorte van La Régie Renault.
Eén van Renaults laatste projecten is tijdens de oorlog in het grootste geheim uitgewerkt. Nadat hij bij Hitler de VW Kever te zien kreeg, vroeg en kreeg Renault van zijn ingenieurs de Franse Kever. Die groeide buiten het zicht van de Duitse bezetter in de fabriek. Testritten gebeurden met afgedekte koplampen. De 4CV kopieert de motor achteraan, maar voegt wel een stel extra deuren aan het Kever-concept toe.
Op 3 oktober 1946 wordt hij gepresenteerd, uiteindelijk verkoopt Renault er 1,1 miljoen exemplaren van.
5. Brigitte Bardot en de Floride
De vrolijke jaren ’50 en ’60 doen ook Renault dromen. Met de hulp van Ghia en Pietro Frua ontstaat een erg sierlijke 2+2 coupé en cabrio: de Floride. Renault hoopt ermee te kunnen doorbreken in de Verenigde Staten.
Renault lanceert de Floride op het autosalon van Parijs in 1958. Hij krijgt drie verschijningsvormen: cabrio, coupé en cabrio met hardtop. Naast hippe kleuren krijgt hij ook ondersteuning van de filmster van dat moment in Frankrijk: Brigitte Bardot. Wegdromen mag. Renault overhandigt een witte Floride aan Bardot tijdens de opnames van ‘Voulez-vous danser avec moi’ in augustus 1959. Ook prinses Grace van Monaco krijgt er één, een groen exemplaar.
De Floride geeft de voorkeur aan looks op vermogen. Hij beschikt over een 845 cc viercilinder, achteraan ingebouwd, goed voor 40 pk. Dit houdt de kosten bescheiden, maar datzelfde kan je zeggen van de prestaties. In de VS wordt hij als Caravelle gelanceerd, maar de doorbraak blijft uit. In 1963 blijft alleen de naam Caravelle en krijgt hij een 1100-motor. Hij sluit zijn carrière af in 1968, na iets meer dan 110.000 exemplaren.
6. Speciaal voor vrouwen: de R5
Renault begrijpt dat de maatschappij verandert. Vrouwen komen voor zichzelf op, gaan werken, hebben een eigen inkomen… en kunnen dus zelfstandig consumeren. Dus komt Renault op de proppen met een auto die op maat gemaakt is van vrouwen: de Renault 5.
De Renault 5 krijgt een praktische kofferklep om makkelijk de boodschappen te deponeren. Slechts twee zijdeuren als veiliger optie om kinderen te vervoeren. En plastic bumpers die makkelijker tegen een stootje kunnen. De kleuren zijn ronduit seventies, idem wat de voorkeur voor plastic interieurs betreft. De mechaniek kwam van de Renault 4, inclusief de versnellingen aan het stuur in de vroege modellen.
Voor de rallysport ontwikkelt Renault wel een macho-5: de Renault 5 turbo, met 1.4 benzinemotor die centraal achterin ligt. De productie van de eerste generatie Renault 5 loopt van 1972 tot 1984, waarna nog een tweede generatie Supercinq loopt tot 1992. Meer dan 5,5 miljoen exemplaren zijn er van verkocht. Renault probeerde met een Amerikaanse versie van de R5, de LeCar, voet aan de grond te krijgen met een stadswagen in de States. Een succes werd dat niet.
BLIJF OP DE HOOGTE VAN HET LAATSTE AUTONIEUWS!
Nieuwe modellen, tests, advies, exclusieve evenementen! Het is gratis!