Als er een auto was die eind jaren negentig een waar schrikbewind voerde in de categorie van de pluimgewichten, was het wel de Citroën Saxo VTS. Die laatste stond op het briljante onderstel van de Peugeot 106 en was 120 pk sterk voor een gewicht van minder dan een ton. Je zou het hem op het eerste gezicht misschien niet aangeven, maar de kleine krachtpatser was een van de laatste echte GTi’s naar oud recept. Helaas, aan alle mooie liedjes komt een eind en in de vroege jaren 2000 moest er wel een vervolg komen op dit bommetje op wielen, dat nochtans nog heel wat fans had.
Maar andere tijden, andere zeden: de veiligheidsnormen lieten auto’s aandikken en ook emissies werden steeds belangrijker... In die context zou de opvolger van de Saxo – als je al van een echte opvolger kunt spreken – een hele verantwoordelijkheid krijgen. Het kwam erop aan al deze eisen te integreren zonder daarbij de fans van de kleine straatkart voor het hoofd te stoten... Gelukkig tekende de constructeur van Quai de Javel present. Aan concurrenten was er dan ook gebrek – denk maar aan de onverzettelijke Toyota Yaris T-Sport en Ford Fiesta ST...
Franse verleidingskracht
De normen waren sterk geëvolueerd op tien jaar tijd, waardoor de C2 minder compact en wat meer opgeblazen aandeed dan de Saxo. Nochtans had dit weinig gevolgen voor het dynamisme. Terwijl de C3 (die de vijfdeursversie van de Saxo verving) volop voor rondingen koos, liet de C2 geen twijfel bestaan over zijn verbeten karakter: hij was 19 centimeter korter en had oplopende lichtblokken, scherpe hoeken, standaard vleugelverbreders, enzovoort. Bovendien onderscheidde de C2 zich door de unieke vorm van zijn achterste zijruit, die lager begon dan de voorste zijruit eindigde. Een unicum in de wereld van het autodesign waar je niet omheen kon.
Uiteraard had de VTS ook recht op een bredere voorspoiler, een achterspoiler, brede velgen en alle typische GTi-addenda uit die tijd. Met zijn dynamische lijnenspel surfde Citroën mee op de tuninggolf, die toen piekte. De tuners, die voornamelijk actief waren in Frankrijk, de landen rond de Middellandse Zee en Groot-Brittannië, bleven trouw aan de Saxo. Het was dus erg belangrijk om ook die klanten niet te verliezen, getuige daarvan enkele speciale reeksen die zich resoluut tot tuningliefhebbers richtten. Binnenin ging het er allemaal wat eenvoudiger aan toe: het dashboard van de C2 VTS werd bijvoorbeeld ongewijzigd overgenomen uit de grotere C3. Het geheel oogt sober, maar de Saxo was ook geen hoogvlieger op dit vlak... Een sportstuur en specifieke kuipstoelen waren uiteraard wel van de partij...
Hoge ambities
Onder de motorkap beslisten de Citroën-ingenieurs het succesrecept van zijn voorganger over te nemen, zij het dan in de nieuwe TU-versie van 1.587 cc, waarvan er al een oudere versie onder de motorkap van de Saxo schuilde. Of toch ongeveer: ze vertrokken namelijk van de 110 pk sterke C2 VTR. Toch gingen ze niet op hun lauweren rusten: ze dreven het vermogen met 15 pk op, tot 125 pk. 5 pk meer dus dan in de Saxo. Toch volstond dat extra vermogen niet echt om het meergewicht te compenseren dat nodig was om vier EuroNCAP-sterren in de wacht te slepen: de C2 VTS zette 1.090 kilogram op de weegschaal.
Dat liet zich uiteraard voelen in de verhouding gewicht-vermogen. Toch willen we niet op een trieste noot eindigen: dit nieuwe motorblok, TU5JP4S gedoopt, was reeds aangepast aan de Euro 4-normen en toonde zich veel soepeler en bruikbaarder bij normaal gebruik. Tegen echte krachtpatsers moest hij het sowieso niet opnemen op de weg naar kantoor, maar een beetje meer vermogen was welkom geweest, temeer omdat het onderstel van de C2 dat wel degelijk aankon.
Uitdaging geslaagd?
Het tijdperk van de GTi’s met kartonderstel was helaas voorbij en de C2 was minder levendig dan de Saxo. Toch hoefde hij zich nergens voor te schamen. Hij plukte de vruchten van de knowhow van de Franse constructeur (met onder meer een stijvere antirolstang dan bij de rest van het gamma) en stond op zestienduimvelgen, waardoor hij geen duimbreed toegaf in de bochten en koste wat het kost aan het asfalt bleef kleven. Het Franse merk dankte zijn reputatie aan het rallypalmares van de Xsara en daarna de C4, die door de meesterhand van Sébastien Loeb werden gemend. Die reputatie mocht in geen geval in het gedrang komen. Zoals de tijdsgeest het wilde, beschikte de C2 over een uitschakelbaar ESP-systeem en een elektrische stuurbekrachtiging. Die gingen gelukkig niet ten koste van het rijplezier. De stuurinrichting had zelfs minder omwentelingen nodig dan in de andere C2’s. In combinatie met zijn korte wielbasis maakten al die factoren de C2 VTS tot een uitstekende cocktail, die probleemloos het hoofd bood aan bochtige wegen.
Toch was de carrière van de C2 VTS vrij snel voorbij: hij werd net als de rest van het gamma afgevoerd in 2008-2009 en kreeg geen opvolger meer. Zijn missie was echter maar half geslaagd, want hoewel hij een sensationeel bommetje was, dat niet moest onderdoen voor de GTi’s uit die tijd, hielpen de compromissen van de moderne tijd hem niet om de Saxo volledig te doen vergeten. Hij was zeker niet vrij van gebreken, te beginnen met een twijfelachtige interieurafwerking. Het digitale dashboard deed amateurpiloten met heimwee terugdenken aan de wijzerplaten van de Saxo. Ook was de C2 VTS voorzien van een noodremhulp die soms verrassend uit de hoek kwam bij een sportieve rijstijl. Een dergelijk systeem op een sportieveling is op zijn minst bedenkelijk te noemen, om niet te zeggen gevaarlijk.
Anderzijds bood de C2 VTS zijn bestuurder een veel betere rijhouding dan de Saxo VTS en was hij gebruiksvriendelijker in het dagelijkse leven. Hij had bij zijn lancering ook een geheim wapen: hij was namelijk de goedkoopste GTi op de markt (15.400 euro in 2006, tegenover 17.005 euro voor de Fiesta ST en maar liefst 18.990 euro voor de Mitsubishi Colt CZT). Die regel geldt trouwens nog steeds op de huidige tweedehandsmarkt: exemplaren met om het even welke kilometerstand vind je voor minder dan 2.000 euro en echt mooie exemplaren wisselen van eigenaar voor 2.000 tot 3.000 euro. Niet slecht voor een goed uitgeruste stadswagen met Euro 4-motor en een sportief palmares. Een niet te versmaden veelzijdige ‘daily driver’. Het zou ons dan ook niet verbazen als hij zou uitgroeien tot een collector’s item, aangezien hij een van de laatste duivelse Citroëns is, die bovendien een uniek design heeft. Een vrij ‘moderne’ GTi tegen een aantrekkelijke prijs, veel beter wordt het niet...
BLIJF OP DE HOOGTE VAN HET LAATSTE AUTONIEUWS!
Nieuwe modellen, tests, advies, exclusieve evenementen! Het is gratis!