Bij het krieken van de dag verlaten we de stad Sans Carlo de Bariloche en het Huapimeer met zijn zo serene water. De gps van onze Countryman zegt ons dat we bijna 900 kilometer voor de boeg hebben. Met deze bergwegen betekent dit dat we zeker niet voor het donker zullen aankomen. Na een paar kilometer verdwijnt de weelderige begroeiing die het Huapimeer omarmt even snel als de temperatuur zakt, tot we uiteindelijk -5 graden Celsius zien. Het decor bestaat uit kiezelsteen tot in het diepste van de valleien en bomen worden zeer zeldzaam. We rijden nochtans op 500 tot 1.000 meter hoogte. Vreemd, want bij ons ligt de boomgrens pas op 2.000 meter. Maar in tegenstelling tot wat we op school leren, hangt alles af van de omstandigheden. Hoe moeilijker die zijn, hoe vroeger de bomen er de brui aan geven wanneer je de hoogte in gaat. Zo kan je omgekeerd in Centraal Amerika nog bomen tegenkomen op meer dan 3.000 meter.
Brandstofkwaliteit
We zijn nog maar net vertrokken of we moeten al tanken. Dat lijkt ons merkwaardig snel gezien de korte afstand die we door de stad hebben gereden. De verklaring komt van de zeer lage kwaliteit van de benzine (laag octaangetal en veel te hoog zwavelgehalte), wat het verbruik de hoogte injaagt. Maar los daarvan is onze aankomst in Patagonië grandioos: besneeuwde bergpieken omsluiten gigantische droge en perfect platte vlaktes waar het vee graast. Dat is trouwens een van de specialiteiten van Patagonië: de runderen, schapen en paarden zijn de grote trots van de Argentijnen en ze daar ook wereldvermaard voor. Maar in volle winter vragen we ons toch af waar deze dieren eten vinden, want het is hier zo droog dat de uitgestrekte steppes maar één kleur hebben: geel.
Van bochten naar rechte lijnen
Het aanvankelijk nog zo bergachtige Patagonië wordt steeds vlakker. We blijven hoog, maar de vlaktes worden breder en overspannen soms tientallen kilometers tussen de massieven. De wegen veranderen daardoor van slingerbaantjes naar eindeloze rechte lijnen waar je geen levende ziel tegenkomt. Hier en daar stuiten we toch tot onze eigen verbazing op een dorpje, dat uit het niets opduikt. De plaatselijke bevolking is er enkel bezig met de veeteelt. De Mini’s doen dapper verder terwijl het ruwe klimaat het asfalt letterlijk afknaagt zoals een muis aan een blok kaas knabbelt. De ophanging blijft voorkomend, de 1.5-driecilinder koppelrijk en de nochtans dwars ingeplante automaat werkt verbazingwekkend zacht. We vragen ons alleen af waarom die enorme centrale klok zo’n klein navigatiescherm heeft. De mensen van Mini maken er geen geheim van dat ze het graag anders hadden gezien, maar dat dit technologisch niet mogelijk was. Met een knipoog fluistert iemand ons toe: “Geduld, dat is voor een volgende generatie. Nu kan het wel”. De grote afstand maakt dat we op onze hoede zijn en we komen pas rond 22 uur aan in de kuststad Comodoro Rivadavia, 14 uur nadat we zijn vertrokken. Toch voelen we niet de minste verveling omdat de natuur hier zo spectaculair, vrijgevig en machtig is…
Volg onze trip via de sociale media:
De vorige delen van onze reportage
BLIJF OP DE HOOGTE VAN HET LAATSTE AUTONIEUWS!
Nieuwe modellen, tests, advies, exclusieve evenementen! Het is gratis!