Naast hun journalistieke methodologie en hun professionele perspectief binnen de autosector zijn de leden van onze redactie eerst en vooral automobilisten en gewone burgers. In 'De redactie ongefilterd' spreken ze vanuit hun hart.
LEES OOK De redactie ongefilterd - overzicht
Toen Porsche zich als gevolg van zijn 911-monocultuur op de rand van een faillissement bevond, diversifieerde het weliswaar met de ‘baby-Porsche’ Boxster, maar vooral met de ‘kolossale’ Cayenne. “Een SUV van Porsche, wat een heiligschennis!” schreeuwden de fans van het merk. Ja, maar tegenwoordig prijzen 911-fans en andere GT3 RS-adepten het bestaan van die dikhuid – die ooit zelfs aangeboden werd met een diesel onder de motorkap, de schande! – en zijn kleine Macan-broertje. Zonder dat duo had de legendarische sportwagen zijn 60e verjaardag niet kunnen vieren. Er zouden waarschijnlijk zelfs geen dealers meer geweest zijn...
Dit wonderrecept van de reddende SUV werd overgenomen door andere merken in het topsegment, of het nu gaat om de Bentley Bentayga, de Lamborghini Urus of de Rolls-Royce Cullinan (ik denk dat we het erover eens kunnen zijn dat de Ferrari Purosangue geenszins een SUV is, hooguit een 'cross-over'). Toegegeven, die drie Bretoense kasten op wielen zijn nu evenzeer de melkkoeien van de desbetreffende merken. Maar ze passen allemaal in een productlogica waarin ze een aanvulling vormen op het klassieke aanbod van de merken in kwestie: Bentley en Rolls-Royce blijven immers superluxueuze limousines bouwen, terwijl Porsche, Lamborghini en Ferrari hun supersportieve modellen voortdurend upgraden, zonder hun basis te verloochenen, maar door ze aan te passen aan de eigentijdse vereisten, met het bekende succes.
De introductie van een SUV-model betekende telkens eerder een diversificatie van vorm dan van inhoud. Een Cayenne was weliswaar een SUV, maar hij wierp zich onmiddellijk op als de meest competente van allemaal op het gebied van sportief rijden, prestaties en bouwkwaliteit. Kortom, een Porsche. Dit alles terwijl hij zich openstelde voor een ‘nieuwe’ klantenkring: gezinnen. Een aanzienlijk deel van de eerste kopers van een Cayenne was echter al Porsche-klant. Hetzelfde geldt voor de Bentayga en de Urus.
Toegegeven, die drie Bretoense kasten op wielen zijn nu evenzeer de melkkoeien van de desbetreffende merken. Maar ze passen allemaal in een productlogica.
Het recept heeft echter niet altijd gewerkt, want de Maserati Levante was een commerciële mislukking, net als de Ghibli en Quattroporte van de jongste generatie, die ten prooi vielen aan een misplaatste positionering. In plaats van te vertrouwen op de fundamenten van het merk met de drietand: een innemend motorgeluid, elegante Italiaanse styling en een barok maar verleidelijk interieur, conformeerden deze modellen zich aan de normen van hun respectieve segmenten. In een rechtstreekse confrontatie met de Duitse premiumtenoren vielen de nieuwe Maserati’s tegen omdat ze noch pioniers noch de beste waren, en zich enkel onderscheidden door de tekortkomingen die typisch zijn voor het merk: een hoge prijs, een gemiddelde betrouwbaarheid en een veel minder rigoureuze bouwkwaliteit, met een gedateerde technologische inhoud. Een voorspelbare flop. Gelukkig bood het behoren tot een grote groep – Stellantis – een laatste ‘tweede kans’, die ons de aanzienlijk overtuigendere MC20, GranTurismo en Grecale bracht. Zal dat volstaan? De toekomst zal het uitwijzen.
De aanpak van Alpine en Lotus is natuurlijk geïnspireerd op het geval Porsche Cayenne, maar die twee merken hebben niet dezelfde ingrediënten. Natuurlijk behoren ze tot grote mondiale groepen – Renault en Geely – en kunnen ze rekenen op een zeker technisch, industrieel en technologisch reservoir. Maar of we het nu hebben over het Franse merk of zijn Britse tegenhanger, hun imago is gebaseerd op een zeer, zeer specifiek type product: de ultralichte, sportieve kleine auto met lage gebruikskosten en een hoog niveau van rijplezier, allemaal gedistilleerd in kleine productievolumes die een zekere exclusiviteit garanderen.
Beide constructeur hebben echter besloten om hun toekomst toe te vertrouwen aan elektrische SUV's, die in grote aantallen moeten worden verkocht om winstgevend te zijn, zonder rekening te houden met hun kernactiviteiten. Het is dat laatste detail dat mij doet zeggen dat deze merken het bij het verkeerde eind hebben en een enorm risico nemen.
Porsche stopte niet met het maken van 911's omdat het massaal Cayennes en Macans verkocht. Lamborghini houdt de supercarfamilies met ronkende verbrandingsmotoren – zij het geëlektrificeerd – naast de Urus. Voor Bentley en Rolls-Royce past het aanbieden van elektrische limousines en SUV's perfect in hun filosofie om extreme luxe, topprestaties en onnavolgbaar comfort te combineren. Dat alles met behoud van een beleid van beperkte productievolumes.
Porsche stopte niet met het maken van 911's omdat het massaal Cayennes en Macans verkocht.
Hoe competent hij ook is, wat heeft een Lotus Eletre met een gewicht van meer dan 2,5 ton en een factuur van meer dan 100.000 euro meer te bieden dan een toekomstige elektrische Cayenne bijvoorbeeld? Terwijl de merknaam Lotus symbool staat voor lichtheid, authentieke rijsensaties en eenvoud? Welke toegevoegde waarde biedt hij ten opzichte van een Polestar 3 van dezelfde groep, die geen ‘historisch erfgoed’ heeft? Wat Alpine betreft, het merk uit Dieppe was uitgestorven voordat het uit zijn as herrees dankzij een zeer succesvolle revival – de huidige Alpine A110 – waarvan echter maar weinig exemplaren een koper vinden. Dit ondanks de steeds frequentere maar te dure marketingversies van hetzelfde model te, naar het voorbeeld van... Porsche met de 911. Maar wat zal de legitimiteit zijn van de A-badge op een SUV die een wereld verwijderd is van de fundamenten van het merk? Heeft Alpine niet geleerd van de mislukking van de A310 en A610 in zijn ‘eerste leven’? Waarom is Luca de Meo niet tevreden met een Alpine dat sportieve, lichte en opwindend rijdende modellen creëert – ook al zijn ze op termijn elektrisch – en tegelijkertijd de naam van het merk rentabiliseert met topversies van bestaande Renault-modellen?
Maar misschien ben ik te idealistisch. Uiteindelijk spuugt ook een constructeur als BMW in het gezicht van zijn historische fans, met steeds meer blingbling en afzichtelijke modellen, maar het merk blijft steeds meer auto's verkopen, en die blijven uiterst plezierig om mee te rijden terwijl ze aan de top van de markt blijven op het gebied van technologie en prestaties, de andere pijlers van het imago van de Beierse constructeur, naast de raszuivere elegantie en de authentieke sensaties aan het stuur die nu verloren zijn gegaan. Zoals ik al zei, mijn hart bloedt en ik heb er mijn bedenkingen bij... En jij?
BLIJF OP DE HOOGTE VAN HET LAATSTE AUTONIEUWS!
Nieuwe modellen, tests, advies, exclusieve evenementen! Het is gratis!